MENU

Packard

Packard was een merk van luxeauto’s uit de Verenigde Staten dat van 1899 tot 1958 bestond. De Packard Motors Company was gevestigd in Detroit (Michigan, VS) en fuseerde in 1954 met Studebaker tot Studebaker-Packard. Packard gebruikte een zeer bekende slogan die luidde: ‘Ask The Man Who Owns One’. Vandaag de dag zijn Packards zeer gewild onder verzamelaars.

 

The Packard Story - The Story of the Packard Motor Car Company

 

geschiedenis van Packard

In 1898 kocht ingenieur James Packard een Winton. Het was een van de eerste in de VS gebouwde en verkochte auto’s. Alexander Winton, die hem had gebouwd, maakte over het algemeen goede auto’s, maar deze ging op de eerste rit al stuk. James Packard kon hier niet om lachen en ging terug naar Alexander Winton met wie hij in een stevige ruzie belandde. Uiteindelijk daagde Winton Packard uit om zelf een betere auto te bouwen. Packard ging direct aan het werk.

 

packard model C uit 1900

Vroege Packard model C uit 1900

 

In 1899 richtte James Packard samen met zijn broer William Packard de Ohio Automobile Company op in hun woonplaats Warren (Ohio). Ook hun eerste model, een één-cilinder, werd dat jaar gelanceerd. De broers wilden betrouwbare voertuigen van hoge kwaliteit bouwen. Het merk kende steeds meer navolging tot in het buitenland waar Packards zelfs gekocht werden door staatshoofden.

 

Voor de groei van het bedrijf was nieuw kapitaal nodig en dat werd gevonden bij Henry Joy, lid van een rijke familie uit Detroit. Joy had een Packard gekocht en was onder de indruk van de betrouwbaarheid geweest. Hij had de broers Packard opgezocht en bracht nu een groep investeerders bij elkaar. Op 2 oktober 1902 werd het bedrijf omgedoopt tot de Packard Motor Car Company met James Packard als president.

 

Niet veel later verhuisde Packard naar Detroit en werd Henry Joy eerst algemeen manager en later voorzitter van de raad van bestuur. Er werd een nieuwe fabriek van 325.000 m² gebouwd. In 1904 werd de Grey Wolf geïntroduceerd, een racewagen met 4-cilindermotor die verschillende records neerzette. De belangrijkste prestatie was een vierde plaats in de Vanderbilt Cup van 1904. De Grey Wolf werd ook een productiewagen waarmee Packard een van de eerste Amerikaanse racewagenbouwers werd. Intussen richtte Packard zich vooral op grote, luxueuze en peperdure limousines. Packard werd die dagen bij de drie P’s van de VS gerekend. De andere twee waren Pierce-Arrow en Peerless. Packard was succesvol en produceerde in de jaren tusen 1910 en 1920 veel meer auto’s dan bijvoorbeeld Cadillac.

 

In de jaren dertig veranderde alles. Door de Grote Depressie die volgde op de beurskrach van 1929 was de vraag naar luxe-auto’s ingestort en werd de concurrentie in het segment heviger dan ooit tevoren. Op dat moment bouwde Packard V12-motoren in haar topmodellen. Toen Cadillac haar V16 introduceerde verkocht die beter dan Packards V12. Daarbij had Packard geen moederconcern dat haar eventuele verliezen kon compenseren. Cadillac had daarvoor General Motors en Lincoln had Ford.

 

Om problemen te vermijden introduceerde Packard in 1935 de Packard 120. Het was Packards eerste auto die voor minder dan $1000 te koop was. De 120 zorgde ervoor dat minder rijke mensen een auto met de status van Packard konden kopen en werd een doorslaand succes. De verkoop van het merk verdriedubbelde in een jaar tijd.

 

Ondanks dit succes maakte het bedrijf in die periode een aantal capitale fouten. Zo werd in 1937 de Packard 115C geïntroduceerd met een V6-motor. Die 6-cilinder was op korte termijn wel een succes maar deed op lange termijn geen goed aan Packards reputatie als topmerk. Vlak voor de VS deelnamen aan de Tweede Wereldoorlog lanceerde men met de Packard Clipper een gloednieuw model. Een paar maanden later lag de productie stil vanwege de oorlog. Als men had gewacht tot na de oorlog had de Clipper de eerste naoorlogse auto kunnen zijn. Packard bouwde ook een tweede assemblagelijn. Dit verhoogde de loonkosten en verhoogde de productie van goedkopere middenklassers. De reputatie van het merk ging hiermee verder naar beneden.

 

De Tweede Wereldoorlog

In februari 1942 kregen alle Amerikaanse autoconstructeurs het bevel om de autoproductie te staken en aan oorlogsproductie te beginnen. Packard bouwde tijdens de Tweede Wereldoorlog Rolls-Royce Merlin-vliegtuigmotoren in licentie en motoren voor Amerikaanse PT boten. Pas in 1945 was de oorlog voorbij en kon terug omgeschakeld worden naar auto’s. De oorlogsproductie had Packard een winst van 33 miljoen dollar opgeleverd. Het bedrijf zat in een uitstekende financiële positie en investeerde nog 2 miljoen dollar in de vernieuwing van haar productiesite.

 

Na de Tweede Wereldoorlog

Toen de oorlog was afgelopen besloot Packard enkel de Clipper terug in productie te nemen. Pas in 1948, in dezelfde periode als de andere merken, werd met de Packard Eight als eerste nieuwe naoorlogs model geïntroduceerd. De verkopen bleven echter laag onder andere omdat de dure en de goedkopere modellen steeds meer op elkaar gingen lijken. Voor 1951 werden de modellen opnieuw ontworpen, maar de nieuwe stijl werd slecht ontvangen door de kopers.

 

Toenmalig directeur James Nance wilde Packard herpositioneren als luxemerk. Daarvoor wilde hij de goedkopere modellen apart positioneren van de duurdere. Alle goedkopere modellen kregen de modelnaam Clipper mee. Nance’ bedoeling was om van Clipper in 1956 een apart merk te maken dat zou gaan concurreren met General Motors’ Oldsmobile en Fords Mercury. In 1956 gebeurde dit ook effectief, maar het nieuwe merk sloeg niet aan bij het publiek omdat het geen Packards waren. Op vraag van de dealers kregen de auto’s uiteindelijk het opschrift Clipper, by Packard. Clipper haalde het einde van het jaar niet en werd stopgezet.

 

Eind jaren 1940 werd Packard voor het eerst benaderd door George Mason. Mason was directeur van autobouwer Nash. Hij was van mening dat het tijdperk van de onafhankelijke autobouwers ten einde liep en dat deze constructeurs enkel konden overleven als ze samen opgingen in een groot concern als General Motors en Ford. Bij Packard dacht men daar echter anders over.

 

Intussen zocht Mason ook andere autobouwers aan en dat leidde in 1954 tot de fusie van Nash en Hudson tot American Motors. Packard veranderde van gedachte en zocht ook een overnamepartner. Die werd uiteindelijk gevonden in Studebaker. Op 1 oktober 1954 fuseerde Packard met Studebaker tot Studebaker-Packard. Juridisch gezien nam Packard Studebaker over. Packard zag in de fusie opportuniteiten in Studebakers grotere dealernetwerk. Studebaker, dat er financieel slecht voor stond, zag heil in Packards betere financiële situatie. Packards verkopen bleven intussen onder de maat. In 1955 werd een winst neergezet dankzij de introductie van Packards eerste V8-motor maar 1956 was een rampjaar waarin de productie met 80% naar beneden ging.

 

De twee bedrijven, Studebaker-Packard en American Motors, begonnen al samen te werken. In 1955 en 1956 leverde S-P motoren en versnellingsbakken aan AM. Het was de bedoeling dat beide bedrijven uiteindelijk zouden fuseren om zo het American-Motors concern te vormen. Een contractgeschil over de samenwerking zorgde ervoor dat dat plan in het water viel en beiden gingen hun eigen weg. American Motors bleef nog tot 1987 bestaan.

 

In juni 1956 werd de productie van Packard stopgezet. In 1957 en 1958 werd een versie van de Studebaker President gelanceerd onder de naam Packard Clipper. Die van 1958 kregen zelfs geen modelnaam meer en werden gewoon onder de merknaam verkocht. De auto’s verkochten slecht en konden Packard niet overeind houden. Ze kregen de bijnaam Packardbaker. Intussen was het einde in zicht en begonnen ook de dealers af te haken.

 

In 1958 was het gedaan met Packard. In 1962 werd Packard ook weer uit de bedrijfsnaam geschrapt die daarop terug Studebaker Corporation luidde. Dat bedrijf ging in 1958 een overeenkomst aan met het Duitse Daimler-Benz om hun voertuigen zij aan zij te verkopen. Studebaker wilde ook een overeenkomst sluiten met het Franse Facel Vega om diens Facel Vega Excellence in de VS te verkopen onder de merknaam Packard, maar dit werd door de Duitsers tegengehouden. In 1966 ging Studebaker, nadat het al wasuitgeweken naar Canada, failliet.



Garages en specialisten

Clubs, fora en verenigingen


Ook interessant