MENU

Ford

Ford Motor Company is een Amerikaans autoconcern dat onder andere auto’s bouwt onder de eigen naam Ford. Auto’s van Ford worden wereldwijd verkocht. Daarnaast omvat het bedrijf het Amerikaanse luxemerk Lincoln. Het Amerikaanse merk Mercury werd met ingang van 4 januari 2011 opgeheven. Land Rover en Jaguar behoorden enige tijd tot het concern maar zijn in 2008 in handen van Tata overgegaan. Ford is voor 13% eigenaar van het Japanse Mazda.

 

History of Ford USA Documentary

 

Geschiedenis van Ford

Op 16 juni 1903 richtten Henry Ford en elf investeerders de Ford Motor Company in Michigan op met een startkapitaal van $ 28.000. Henry Ford ruilde de plannen van zijn auto en de 17 patenten tegen 255 aandelen en werd hoofdingenieur en ondervoorzitter. De productie van auto’s begon in een omgebouwde wagenfabriek in Detroit waar een paar exemplaren per jaar geproduceerd werden onder de naam Ford Model A voor $ 750. Ford bouwde betaalbare auto’s voor de gewone man.

 

Model A

Ford introduceerde al vroeg de mogelijkheid van opties op een standaard auto tegen meerprijzen zoals een lederen dak aan voor $ 50. Op 17 augustus 1904 opende Ford zijn eerste buitenlandse vestiging in Canada. Binnen de twee jaar die volgden groeide Ford uit tot de grootste autobouwer van de Verenigde Staten. Henry Ford werd algemeen directeur en grootaandeelhouder. Op 1 oktober 1908 introduceerde het bedrijf de zeer succesvolle Ford Model T. Het model werd eerst in de fabriek in Piquette gemaakt. In 1910 verhuisde de productie naar een veel grotere fabriek in Highland Park. De legendarische Model T zou uiteindelijk één van de succesvolste automodellen ooit worden. De productie eindigde pas in 1927 na ruim 15 miljoen gebouwde exemplaren.

 

Model T

Op 7 oktober 1913 werd in de fabriek in Highland Park een bewegende assemblagelijn opgezet. Dit was niet de eerste lopende band , maar wel de eerste keer dat een volledige fabriek met een dergelijk systeem werkte. De productietijd van een chassis daalde van een volle dag naar slechts twee uur. In 1914 was de totale productietijd van een model T teruggebracht tot 1 uur en 33 minuten. De vernieuwingen werden echter niet door iedereen geapprecieerd en Ford had een moeite om goed personeel te behouden.

 

ford model T

De model T

 

De assemblagelijn

Op 5 januari 1914 loste Ford het probleem van het personeelsverloop op door de lonen te verdubbelen tot $ 5 per dag, de diensten met één uur in te korten tot 8 uren, en de invoer van de 40-urige werkweek. Door die maatregelen steeg de productiviteit per werknemer en daalde het personeelsverloop waardoor de kostprijs per auto daalde. Dit maakte het mogelijk om zijn prijzen steeds verder te verlagen. Het bedrijf zette ook een netwerk van dealers op die gebonden waren aan zijn merk.

 

Tegen het einde van 1913 had de autofabrikant een marktaandeel van 50% in de VS, en in 1918 was de helft van de voertuigen op Amerikaanse wegen een Ford Model T. Een groot nadeel van het T-model was dat je er niet vooruit een helling mee kon oprijden, vanwege de slecht geplaatste benzinetank. Tijdens de Eerste Wererdoorlog diende het Model T ook als basis voor enkele militaire voertuigen.

 

In 1919 kwam Edsel Ford, Henry Fords zoon en enig kind, aan het hoofd van het bedrijf. Zijn vader bleef wel bij de besluitvorming betrokken. Ondertussen verloor het merk geleidelijk terrein aan General Motors. GM en buitenlandse merken hadden modernere en luxere modellen in de aanbieding dan de uit 1908 stammende Model T van Ford. Ford had een modern productieproces maar een conservatief management dat de vraag naar duurdere luxe modellen negeerde. Terwijl Ford uitsluitend de goedkope T aanbood, had GM een auto in elke prijsklasse. Bovendien konden klanten de duurdere modellen ook op krediet kopen. Ford wees die vorm van financiering aanvankelijk af omdat die slecht zou zijn voor de klant en uiteindelijk zelfs de hele economie kon schaden. Vanaf december 1927 werd krediet toch mogelijk bij aankoop van een Ford Model A. De tweede Model A (de eerste dateerde van 1903) werd op 2 december 1927 gelanceerd als opvolger van de Model T. De fabrieken van die laatste hadden 7 maanden stilgelegen voor de conversie. De A werd uiteindelijk een succes en tot 1932 werden zo’n 5 miljoen exemplaren gebouwd.

 

Ford Model A 1927

In 1922 nam het merk de Lincoln Motor Company over om toch een plek te veroveren in de markt van luxeauto’s. Dat was Lincoln zelf daarvoor overigens nog niet gelukt. In 1921 was de fabriek met de eerste Lincoln met V8 motor gekomen, die het voor die tijd forse bedrag van $ 4600 moest kosten (tegen circa $ 300 voor een Ford). Als gevolg van de economische recessie die toen heerste, kwam de verkoop niet van de grond. Henry Ford zag wat in het bedrijf en nam het voor $ 5 miljoen over. De belangrijkste concurrent van Lincoln was Cadillac. Hiermee concurreerde het ook voor de levering van presidentiële limousines in de VS. In 1939 richtte Ford zelf het merk Mercury op om ook een middenklasse auto te kunnen leveren. De leiding over de Lincoln-fabriek gaf Henry aan Edsel, zodat ze elkaar niet zo voor de voeten liepen.

 

In 1945 werd Henry Fords kleinzoon, Hendry Ford II , de nieuwe directeur. Henry I was slechts even directeur geweest omdat Edsel stierf in 1943 terwijl Henry II in de oorlog vocht. Henry Ford I stierf op 7 april 1947. Op 9 november 1960 werd Henry Ford II CEO en werd zijn directeurspositie overgenomen door Robert McNamara. Vijf weken later werd die door de net verkozen president John F Kennedy aangesteld als hoofd van het ministerie van defensie. McNamara was de eerste directeur van buiten de familie. Hij was voor een groot deel verantwoordelijk voor de uitbreiding en het succes in de naoorlogse periode.

 

Begin jaren 50 had het merk nog steeds zo’n 43% van de Amerikaanse automarkt in handen. In de midden- en topklasse, waarin respectievelijk de Mercury en Lincoln zich bevonden, had Ford een aandeel van slechts 13%. Henry Ford II bedacht dat Ford een nieuw topmodel nodig had. Op 7 april 1955 werd het plan daartoe, dat de toepasselijke naam The Big Plan kreeg, goedgekeurd. De nieuwe auto kreeg de voorlopige naam E-Car. De divisie Special Products werd opgericht om hem te bouwen. Niet veel later kreeg de auto zijn definitieve naam Edsel, ter ere van Henry Fords overleden zoon. Terwijl de Edsel in volle ontwikkeling was kregen Fords modellen voor 1956 een aantal nieuwigheden waaronder de eerste veiligheidsgordel.

 

De Edsel werd uiteindelijk gelanceerd op 4 september 1957. Net op dat moment verkeerde de Amerikaanse economie in een recessie. De uitrusting van de auto werd door Consumer Reports bovendien omschreven als niet meer dan gadgets en de wegligging werd als zeer slecht ervaren. De Edsel werd nauwelijks verkocht en werd in november 1960 van de markt gehaald. Het merk verloor zo’n $ 350 miljoen (in toenmalige geldwaarde) aan het project.

 

De Edsel

Op 17 januari 1956 deed Henry II wat zijn grootvader nooit had willen doen. Hij bracht het merk naar de beurs. 10,2 miljoen aandelen kwamen op de markt en brachten meer dan $ 600 miljoen op. Ongeveer 8% van de aandelen was gereserveerd voor individuele investeerders. In één klap had het merk zo’n 350.000 nieuwe eigenaars. De familie zelf bleef ongeveer 40% van de aandelen in handen houden.

 

De autofabrikant kwam de mislukking van de Edsel weer te boven met de introductie van de compacte Ford Falcon in 1960 en de intussen legendarische Ford Mustang in 1964. In 1967 werden de Europese afdelingen in Duitsland en het Verenigd Koninkrijk – Ford Frankrijk was in 1954 reeds verkocht aan Simca – samengevoegd tot Ford of Europe. De verschillende Europese afdelingen maakten tot dan hun eigen modellen. Met de introductie van de Ford Escort in 1968 veranderde dit.

 

ford mustang

De legendarische Ford Mustang

 

Ford en het Japanse Mazda

De eerste samenwerking van het Amerikaanse merk met het Japanse Mazda kwam al in 1969 tot uiting in een joint venture voor de productie van automatische versnellingsbakken. In 1979 nam Ford een belang van 25% in het Japanse merk. Beide bedrijven begonnen met samenwerking op verschillende vlakken, waaronder de productie van modellen in elkaars fabrieken en de bouw van gezamenlijke modellen. In 1996 verhoogde Ford zijn aandeel in Mazda tot 33,4%.

 

De jaren 70 begonnen goed voor het Amerikaanse automerk. In 1970 realiseerde het bedrijf een recordomzet van $ 15 miljard. Ondertussen begonnen geïmporteerde merken terrein te winnen. Europese en vooral Japanse kleine auto’s wonnen steeds meer aan populariteit op de grote Amerikaanse. Zeker na de oliecrisis van 1973 werd dit een trend.

 

Ford wilde daarom ook een kleine auto. Dat model, de Pinto, werd in 1971 geïntroduceerd. De Pinto begon heel sterk, tot bleek dat bij een aanrijding aan de achterzijde de benzinetank kon ontploffen. Het merk had de goedkope Pinto zo snel op de markt willen brengen dat het probleem niet was opgelost. De auto werd bekend als Amerika’s dodelijkste auto (door Mother Jones magazine) en in 1978 riep het merk 1,5 miljoen Pinto’s terug naar de fabriek. De productie van het model werd in 1980 gestopt.

 

Intussen was het tij allang gekeerd voor de Amerikaanse autofabrikant. In 1982 maakte het bedrijf $ 1,5 miljard verlies. Daarop verbeterde de economie weer en in 1984 kon Ford het tij opnieuw keren met een winst van $ 2,9 miljard. In 1986 behaalde het bedrijf met $ 3,3 miljard winst voor het eerst sinds 1924 betere resultaten dan grote concurrent General Motors.

 



Garages en specialisten

Clubs, fora en verenigingen


Ook interessant