MENU

Corre La Licorne

In 1901 richtte ex-wielrenner Jean-Marie Corre (het eerste stukje van Corre La Licorne) een automerk op onder de naam “Société Française des Automobiles Corre” in Parijs. Het bedrijf bouwde vanaf 1901 verschillende motorfietsen, tricycles- en vierwielers met motoren van De Dion-Bouton, Ballot en Chapuis-Dornier. Vanaf 1904 bouwde Corre een model welke qua vormgeving nogal wat gelijkenis vertoonde met Renault en Dion Bouton.

 

Louis Renault had een directe aandrijving in de versnellingsbak uitgevonden en Corre gebruikte deze ongevraagd in zijn modellen. Corre werd terecht aangeklaagd door Renault voor plagiaat en Renault won deze rechtszaak waardoor Corre in de financiële problemen kwam. Zijn enige uitweg was om zijn bedrijf aan katoenfabrikant Firmin Lestienne te verkopen, die hij kende omdat hij de zoon van de eigenaar als ingenieur in dienst had genomen.

 

blank

La Licorne fabriek

 

blank

La Licorne fabriek

 

Firmin Lestienne nam het bedrijf dus over van Corre en zijn zoon bouwde de racewagen van Corre om door een nieuwe grill en motorkap te plaatsen. Waldemar werd door Firmin aangesteld als technisch directeur van de constructieafdeling. De auto’s kregen de naam Corre-La Licorne. La Licorne betekent Eenhoorn en bevond zich in het familiewapen van Lestienne. Het logo is dan ook een steigerend paard met een hoorn.

 

Corre verliet de firma en bouwde nog enkele jaren onder de naam “Corre & Cie” aan kleine stationaire motoren, fietsen en kleine 4-cilinder auto’s. Succes bleef echter uit. In 1914 opende Corre in Guingamp nog een winkel om stationaire motoren te verkopen maar het jaar erna liep hij een longontsteking op en stierf in het ziekenhuis.

 

De gebroeders Lestienne (Waldemar en Robert) en coureur Coulomb behaalden enige overwinningen o.a. op de circuits van Le Mans en Monte Carlo. De firma van Lestienne begon ook met de bouw van verschillende typen personenauto’s onder de naam La Licorne. De naam Corre werd sindsdien tussen aanhalingstekens gepubliceerd in de media. Compagnie Française des Automobiles “Corre” La Licorne. In November 1925 werd een tweede fabriek gebouwd met alleen de naam La Licorne. Vanaf 1927 plaatste men zelf ontwikkelde motoren (La Licorne) in plaats van de voorheen ingebouwde Ballot, S.C.A.P., en Chapuis-Dornier-motoren.

 

Samenwerking La Licorne met Citroën

In 1936 ging het bedrijf een samenwerking aan met Citroën. Deze samenwerking resulteerde in 1938 in de Coach 6/8CV die te leveren was met de 1.1 liter-motor en vierversnellingsbak van La Licorne of de 1.6 liter-motor van Citroën. Lestienne overwoog vervolgens om hun nieuwe 11CV A194 te voorzien van de 1.9 liter-motor van de Traction Avant, maar dit kwam niet verder dan een prototype.

 

Tweede Wereldoorlog

Op het moment dat het merk rond de 25.000 auto’s had verkocht, brak de Tweede Wereldoorlog uit. Citroën kon niet langer motoren leveren en moest de samenwerking verbreken om zelf te kunnen overleven in deze moeilijke tijden. La Licorne moest op zoek naar een andere partner en in 1941 ging het een samenwerking aan met Mildé Kriéger dat gespecialiseerd was in elektrische auto’s. De LR164 modellen werden omgebouwd tot elektrische auto’s met 48 Tudor-accu’s.

 

blank

1936 Licorne Cabriolet 420LS

 

Ettore Bugatti kocht de meerderheid van de aandelen en bouwde in de La Licorne fabriek in Neuily Bugatti motoren en een nieuw model Bugatti. De panden waren aan het einde van de oorlog opgekocht door een gasleverancier. Op 30 december 1943 werd de fabriek getroffen door een bombardement waarbij een aantal medewerkers om het leven kwamen, waaronder de zoon van de directeur Gilbert Baudot. Na de oorlog zag de Licorne-fabriek zich genoodzaakt hun oude vooroorlogse motoren weer te plaatsen. Hier zaten consumenten echter niet meer op te wachten en hun laatste model, de ‘LSL 424 cabriolet’, die in 1948 op de autosalon te Parijs werd tentoongesteld, kwam dan ook niet meer in productie. Er rolden in 1949 weliswaar nog enkele auto’s de fabriek uit, maar toch ging La Licorne dat jaar failliet.

 

Waar de grotere merken na de oorlog geld van de overheid kregen om hun doorstart te kunnen maken, stonden de kleine merken met lege handen. De fabriek in Courbevoie werd door de gasleverancier verkocht aan Renault en is tot de dag van vandaag nog altijd in het bezit van Renault.



Garages en specialisten

Clubs, fora en verenigingen


Ook interessant