MENU

Citroën

Citroën is een Frans automerk. Het bedrijf is opgericht door André Citroën en is sinds 1976 onderdeel van PSA Peugeot Citroën. André Citroën was een van oorsprong Nederlandse ingenieur die aan het begin van de twintigste eeuw een autofabriek oprichtte in Frankrijk. In 1900 kreeg hij een Russisch patent voor een productiemethode voor het produceren van tandwielen met een V-vormige vertanding. Voordeel van dit type tandwiel is de grotere sterkte en grotere precisie en daardoor lagere slijtage en een lager geluidsniveau tijdens het draaien. Een gestileerd beeld van deze tandwielvorm zou het logo gaan vormen in het inmiddels wereldberoemde “dubbele chevron” Citroën logo.

 

Citroen History Documentary

 

Geschiedenis van Citroën

De 19-jarige Barend Roelof Citroën rondde in 1827 zijn opleiding tot goudsmid af en schreef zich in als ‘werkmeester in kleinen goudwerken’. Hij opende vervolgens zijn eigen juwelierszaak in de hoofdstedelijke Jodenbreestraat. Enkele jaren later verplaatste Citroen zijn winkel naar de Nieuwendijk, toentertijd de belangrijkste winkelstraat van Amsterdam. De oudste zoon – Roelof – opende in 1859 daarnaast zijn eigen winkel in gouden en zilveren voorwerpen, evenals juwelen en horloges in de Kalverstraat. Ondertussen was Barend’s tweede zoon – Levie – in Parijs terechtgekomen waar hij een beroemd diamanthandelaar werd. De firma Roelof Citroen, zoals de zaak officieel heette, werd kort na de Tweede Wereldoorlog beloond met de titel Hofleverancier en zou later Schaap Citroen gaan heten.

 

In 1905 begint de jongste zoon, André Citroën, een tandwielfabriek. In 1908 helpt hij het slecht renderende automerk Mors er weer bovenop met managementadviezen. In 1915 start hij een munitiefabriek, gebaseerd op de lopende band techniek overgenomen na een bezoek aan Amerika en Henry Ford. Tijdens de Eerste Wereldoorlog produceert deze fabriek meer dan 23 miljoen granaten. Uit dit succes betrekt Citroën het benodigde startkapitaal om een automobielfabriek te beginnen. Wederom wordt als voorbeeld de productiemethode van Henry Ford gebruikt. In 1919 introduceert Citroën de eerste aan de lopende band geproduceerde auto van Europa, de “Type A”, ontworpen door Jules Salomon. Deze 4-persoons 10 pk-wagen kostte toen 7.500 francs. Met dit type werd een serieproductie van tienduizend exemplaren per jaar begonnen. Hierbij kwam in 1922 de onsterfelijke 5 CV, beter bekend als de citroen of het klaverblad.

 

Citroën slaagde erin uit te voeren wat De Dion en Darracq hadden gepoogd en bracht twee revolutionaire elementen in de Europese auto-industrie: massaproductie waarbij speciale machines (lopende band etc.) werden gebruikt en een kleine wagen die desondanks toch betrouwbaar en sterk tot bijna onverwoestbaar was. Vanaf 1919 behaalde Citroën succes op succes met het bouwen van, dan nog, achterwielaangedreven personenauto’s en bestelwagens. Door zijn bijzondere manier van reclame maken verwierf het merk grote faam.

 

Citroën organiseert wereldreizen per auto, zoals de “Croisière Noir” door Afrika, de “Croisière Jaune” door China en de “Croisière Blanche” door de Canadese Rocky Mountains. Citroën regelt de bewegwijzering in Frankrijk, stelt buslijnen in met Citroën bussen, verzorgt autoverzekeringen en zorgt voor een dicht distributienetwerk. De 8 PK sterke Citroën Petite Rosalie reed van 15 maart tot 17 juli 1933 een afstand van 300.000 km op het circuit van Linas-Monthléry met een gemiddelde van 93 km/h.

 

Gokverslaving en de ontwikkeling van de Traction Avant kosten Citroën echter zoveel geld, dat het bedrijf op de rand van een faillissement kwam te staan. In 1934 werd het merk Citroën overgenomen door Michelin. Wat volgde was een drastische bezuiniging op de ontwikkeling van de Traction en de ontwikkeling van een automatische transmissie voor dit model wordt noodgedwongen gestaakt.

 

Een jaar later, op 3 juli 1935, overlijdt de inmiddels straatarme André Citroën aan de gevolgen van kanker. Straatarm, maar wel voortlevend in de geschiedenis als de man die aan de wieg stond van onder andere autoverzekeringen, autodealers, onderdelendistributie, bewegwijzering, openbaar vervoer per bus, de kindercrèche op het werk en zwangerschapsverlof. Citroën ligt begraven in Montparnasse. Rond zijn overlijden is de Citroën 2CV vol in ontwikkeling. Het ontwerp moest voldoen aan een aantal simpele criteria. Deze auto zou na de Tweede Wereldoorlog een doorslaand succes worden en de boeken in gaan als een van de beroemste klassieke auto’s.

 

Na de Tweede Wereldoorlog

Na de Tweede Wereldoorlog herintroduceert Citroën de Traction Avant en brengt het de 2CV op de markt. Met het model werd de complete automobielindustrie verrast, want aan dit model ontbrak elke luxe; maar wat men niet verwachtte, het werd een wereldsucces. In 14 jaar werden er maar liefst meer dan een miljoen stuks verkocht. Het eerste prototype was al in 1936 gebouwd vanuit de opdracht een auto te ontwerpen waarmee een boer een mand eieren naar de markt kon brengen zonder dat er een brak. Bijzonderheden waren het linnen dak en de uitneembare banken voor een picknick in de berm van de weg. Op basis van de 2CV zouden later andere versies volgen: onder andere Dyane, Mehari, Ami, Acadiane.

 

In mei 1954 introduceert het merk op de Traction Avant 15H het beroemde hydropneumatische veersysteem. De in 1955 geïntroduceerde DS en ID worden hiermee wereldberoemd, wederom een ommezwaai zowel qua design als techniek. De auto wordt opgevolgd door de CX. De HY is de bestelwagen van de Franse fabrikant, die opgevolgd wordt door de C35.

 

Een 2-cilinder/4-tact van 600 cm3 de Ami wordt nog op 24 april 1961 gepresenteerd. Ook Panhard rijdt mee op de successen van Citroën. Door een fusie kan de fabriek succes boeken met het model 24CT, dat diverse overwinningen in menige ralley boekt. Topsnelheid van deze uitvoering: 160 km/h.

 

Het Franse automerk draait in de jaren 70 enorme verliezen. Deels doordat men in de ontwikkeling van een revolutionaire motor is gestapt, de zogenaamde Comotor – een Wankelmotor. Ook heeft Citroën jarenlang geen model tussen de Dyane en de DS, waardoor de ontwikkeling van deze auto, de Citroën GS, enorm veel geld kost. Het overgenomen Italiaanse Maserati blijft eveneens verlies lijden.

 

In 1974 gaat Citroën failliet. Hoewel het over de zuinige 2CV beschikt, is het bedrijf slachtoffer van de energiecrisis die in 1973 de kop opsteekt. Uit angst voor een enorme ontslaggolf stelt de Franse regering voor om Citroën te laten fuseren met Peugeot. Hieruit komt in 1975 de PSA groep voort. Een van de gevolgen hiervan is dat de Peugeot 104 als Citroën LN op de markt wordt gebracht. Toch behoudt het merk de eigen identiteit, hoewel de invloed van Peugeot wel duidelijk wordt. Aspirationeel merk Maserati wordt aan DeTomaso verkocht.

 

citroën 2cv


Citroën 2CV, in de volksmond bekend als de eend

 

Aangezien de autofabrikant op dit moment twee succesvolle nieuwe ontwerpen op de markt had (GS en CX) en Peugeot voorzichtig was in zijn eigen financiën, was de PSA-onderneming een financieel succes vanaf 1975 tot 1979. Dan kocht PSA de activa van Chrysler Europe voor één symbolische dollar; dat leidde echter tot verliezen van 1980 tot en met 1985. Vanaf juli 1979 werd Chrysler omgedoopt tot Talbot en zo bestond PSA voortaan uit Citroën, Peugeot & Talbot.

 

citroën ds


Het revolutionaire ontwerp van de Citroën DS

 

In 1982 presenteert Citroën de BX als opvolger van de GSA, die overigens nog tot 1986 geproduceerd wordt. Door het uitgebreide gebruik van Peugeot-onderdelen en het strakke design raken de liefhebbers ervan overtuigd dat Citroën zijn karakter zal verliezen. Niets is minder waar; ondanks het design en de Peugeot-motoren is de BX weer een echte Citroën met de kenmerkende noviteiten. Om een goedkoper model aan te kunnen bieden dat als vervanging kan dienen voor de 2CV komt in 1985 de in Roemenië geproduceerde Axel op de markt. Twee jaar later volgen de AX, bedoeld als opvolger van de 2CV, de Visa en de Axel. Daarmee komt ook een einde aan de luchtgekoelde boxermotoren die Citroën al sinds 1948 in de goedkopere modellen levert. Het echte grote nieuws komt in 1989 wanneer Citroën het doek aftrekt van de XM, de opvolger van de CX die al sinds 1975 in productie is. De XM wordt gekenmerkt door strakke lijnen, een sterk verbeterd Hydropneumatisch veersysteem en nieuwe motoren.

 

De BX wordt begin jaren 90 opgevolgd door twee modellen. Eerst in 1992 door de ZX, een model dat in de compacte middenklasse moet opereren en in 1993 door een middenklasse model, de Xantia. In samenwerking met FIAT wordt in 1994 de Evasion gepresenteerd, de eerste MPV van Citroën. De Saxo volgt in 1996 de AX op. De Saxo is gebaseerd op de Peugeot 106, maar is enorm populair onder jongeren. De Berlingo wordt samen met de Peugeot Partner als bestelauto gepresenteerd. Het model volgt de C15 op. De Berlingo wordt ook als handige Multispace geleverd. Ook wordt in 1997 de Xsara als opvolger van de ZX gepresenteerd. Dit model is leverbaar als Berline (hatchback), Coupé of Break (stationwagen). Ook is er een MPV op basis van dit model, de Picasso.

 



Garages en specialisten

Clubs, fora en verenigingen


Ook interessant